In 1893 was België een van de eerste landen die een taks invoerde op het gebruik van de fiets. Eigenlijk was de Belgische rijwielbelasting een provinciale belasting. En daardoor was er in het begin een verschil tussen de plaatjes in de verschillende provincies. De eerste jaren was er nog discussie als je belasting moest betalen op de fiets of op de fietser. Na een tijdje werd er beslist dat je een eenmalige taks moest betalen om je fiets in het verkeer te gebruiken.En na enkele jaren werd er beslist om jaarlijks een taks te heffen. In de beginjaren werd de fiets bezien als een luxe artikel waardoor de prijs van een taksplaat ongeveer 10Bfr was, Als je bedenkt dat een arbeider toen ongeveer 2 Bfr per dag verdienden. . De afschaffing van de plaatjes gebeurde verschillend van provincie tot provincie, tussen 1986 en 1991, vreemd genoeg omdat de productiekosten niet opwogen tegen de inkomsten,en er bovendien een zeer grote weerstand was tegen verhoging van de belasting.
Het zat met zijn lipje aan de vork. Het fietste overal mee. De spaken blonken in de zon en draaiden om het kleinood. Het plaatje was mooi. Niet mooi mooi. Aandoenlijk mooi. Mooi als het lelijke eendje. Er waren fietsplaatjes in email,aluminium en blik. Elk jaar verschoten de plaatjes van kleur. Van vuilbruin tot gewassen geel tot petroleumblauw. Op de plaatjes standen cijfers, onhandig in het zwart afgedrukt, veeleer gestempeld dan gedrukt overigens. De cijfers leken niet tegelijk afgedrukt,maar één voor één en niet keurig op een rijtje, maar lichtjes dansend, springerig
Passe-vite 2014 p.11
De Belgische rijwielbelasting is in fases ingevoerd, in 1894 Antwerpen, Brabant, Limburg, Luxemburg, Namen en Oost-Vlaanderen. Henegouwen was pas in 1895 aan de beurt, en Luik en West-Vlaanderen beten de spits af in 1893. Er waren voor de opsplitsing van Brabant negen provincies. Elke provincie maakte zijn eigen platen.Vanaf ongeveer 1900 werden de vormen en kleuren gelijk voor alle provincies. Er waren alleen nog wat verschillen in details en opschrift, van de provincie. Er werden eerst platen gemaakt voor fietsen, later werden dezelfde platen, maar dan groter (ca. 25 cm) uitgegeven voor auto's. Later volgde varianten voor: tandems, motoren, motortandems, strandkarretjes, openbare diensten en invaliden.
Het is in de provincieraadszitting van 18 juli 1893 dat er in Limburg een "Provinciaal Reglement op de Wielrijders" wordt goedgekeurd. De voornaamste bedoeling is de inkomsten van de provincie te vermeerderen. De provinciale taks, gesteld vanaf 1 januari 1894, bedraagt 10 fank voor alle inwoners van Limburg, ten volle 12 jaar oud zijnde, die een rijwiel op de openbare weg gebruiken. De inwoners, die tenminste drie opeenvolgende maanden in Limburg verblijven, dienen de taks te betalen in de gemeente waar de wielrijder verblijft. Wie wegens weigering of nalatigheid de taks niet betaalt of het kwijtschrift van betaling niet kan tonen, kan beboet worden met twintig frank of twee dagen gevang. Enkel personen die zich van een rijwiel bedienen "voor eenen openbaren dienst" zijn ontslagen. Maar -dat zal achteraf blijken- ook niet allemaal.
DE FIETS EN DE PROVINCIALE TAKS... INTUSSEN AL EEN ZEER OUD VERHAAL Jacques Moors